Pasen feest van nieuw leven, alles wat opnieuw begint te groeien… Voor ons de kern van wat we geloven. De dood is niet het einde. De Here Jezus is dood geweest en weer opgestaan. Omdat God ons liefheeft is Hij voor ons gestorven maar ook weer opgestaan. Als wij in Hem geloven is onze dood geen einde, maar een nieuw begin van altijd leven.
Hieronder de vertaling van een Hongaars gedicht: dat de kern van Pasen vanuit een ongebruikelijk gezichtspunt laat zien.
VOOR WIE DE CHRISTUS HEEFT GEBLOED
Ik herinner me: hard in boeien geslagen,
verlamd zat ik op de koude stenen
Donkerte, zonden en verwijt vulden mijn geest
Verlammende stilte mijn gevangenis
Dood: het maakt toch niet uit. Alleen af en toe
ben ik bang. Verlangen naar het leven?
Dan nog, ik zou mijn zonden en boeien
tegen deze gevangenismuren kapot willen slaan
Tegen deze verroeste deuren met
armen van Simsom, Naar buiten naar het licht
Waar vrije weiden zingend wachten
en waar het levenszaad, het licht wacht
Soms en anders beef ik. Ik was bang:
Mijn hart bleef hard en koud.
Een geheim geluid van over het graf riep:
Kom! Kom Barabas! – Nee! Ik wil niet!
Barabas!, Hh geen doodsroep
Een schreeuw uit duizend kelen: Genoeg
Het is de dood die komt om mij. Hij graaft mijn Graf.
Maar ik kan niet tegen hem schreeuwen: Nog niet!
Nu! Zware voetstappen… wapengekletter…
Het slot piept…. Alles aan mij bevriest
Een ruwe roep: Barabas
je bent vrij – Boeien afnemen!
Eerst als in een droom. Maar ze vallen toch af
Voor mijn waggelende benen gaat de poort open
Daar buiten wacht het leven.
Het wacht op mij. Vooruit het leven in!
Waar heen? Zonder doel haast ik me in de
groeiende mensen massa. De menigte dempt
Mijn haast.
Ik zie Pilatus, de oudsten van mijn volk.
Daar staat een mens, groot, doornenkroon op
zijn hoofd, bebloed, gebroken
Op zijn schouders een rood kleed, in zijn handen
een rietstaf. Dat hij niet ineenzakt in dit lijden…
Zwak, breekbaar. Met mijn wilde verstand voel ik:
Zuiver, echt, anders als ik.
Stilte en rust op Zijn gezicht. In zijn gebroken
ogen een bovenaardse gloed
Wie is deze mens. Vastgeklonken sta ik.
Naar mij kijkt hij. Wie is hij, wat heeft Hij gedaan
Iemand roept: “Jezus uit Nazareth
ze kruisigen hem in de plaats van Barabas”.
Een lange weg naar Golgotha
Helemaal liep ik mee. Mijn opstandige ogen
vastgeplakt aan de gebroken gestalte
Daar brandt elke moordende spijker
Mijn ogen kon ik niet langer van Hem afhouden
Het licht in Zijn ogen… Zijn Heilige gestalte
Stromend bloed .. de minuten gingen voorbij ..
Onvergetelijke minuten en woorden
In mijn hart groeide zichtbaar
Een harde koude berg graniet.
Voor mij! Voor mij! Voor mij
Zodat ik leef en vrij ben.
Bij de laatste beweging van het lichaam
Toen alles voorbij was
Ging ik ook naar beneden weg van deze heuvel
… en nam in mijn armen een huilend kind.
Aaide … met mijn opstandige handen
die daarvoor alleen moorden en doodden
Toen wist ik, dat Barabas dood is
zijn lichaam begraven onder de granieten berg.
Ik verlangde naar aaien, liefhebben
schreien zachtjes zo als Hij
die in mijn plaats neerboog in het stof
met het kruis onderweg naar Golgotha
Voor mij, Voor mij, Voor mij
Dat woord klinkt door in mijn leven.
Het schittert in het licht voor mij
En opent de hemel boven mij
Wie is daar? Wie klopt daar? Vragen ze later
Barabas, voor wie Christus gebloed heeft
Dan wordt met grote blijdschap de Hemelpoort
Door witte engelenhanden wijd geopend